Coagulase-negatieve stafylokokken, S. aureus, Gram-negatieve bacteriën en Candida albicans zijn de meest voorkomende verwekkers van katheter-gerelateerde sepsis. Behandeling van katheter- gerelateerde infecties varieert afhankelijk van type verwekker en soort katheter. In de meeste gevallen zal de katheter verwijderd moeten worden. Bij een getunnelde katheter of een port-a-cath- hangt verwijdering af van de ernst van de kliniek, type verwekker en de aanwezigheid van complicaties (septische trombose, endocarditis, tunnelinfectie).
Een katheter-gerelateerde infectie wordt als volgt gedefinieerd:
- Bacteriëmie / candidemie bij een patiënt met een intravasculaire katheter die minimaal 48 uur in situ is (minimaal 1 positieve bloedkweek, verkregen uit een perifere vene)
- Klinische symptomen van infectie (koorts, rillingen, en/of hypotensie)
- Geen andere bron van infectie behoudens de katheter.
Een huidpoortinfectie wordt als volgt gedefinieerd: Erytheem, induratie en/of pijn binnen 2 cm van de huidpoort waar de katheter naar buiten komt, eventueel met uitvloed vanuit de huidpoort en eventueel geassocieerd met een bacteriëmie.
Tunnelinfectie wordt als volgt gedefinieerd: Erytheem, induratie en/of pijn in het verloop van de tunnel (> 2 cm van de huidpoort), eventueel geassocieerd met een bacteriëmie.
Reden van katheter, wanneer geplaatst, inspectie van de insteekopening, ernst van de klinische toestand (koorts, hypotensie, hypoxie), ontstaan koorts/koude rillingen tijdens infusie (relatie met gebruik katheter of infusaat).
Bloed: Hb, leukocyten en differentiatie, trombocyten, glucose, Na, K, kreatinine, CK, leverenzymen, bloedgas met lactaat, CRP.
Bij verdenking op een lijnsepsis dient na afname van gelijktijdige bloedkweken uit de katheter en uit een perifere vene gestart te worden met empirische antibiotische behandeling gericht op grampositieve en gramnegatieve organismen. Voor advies ten aanzien van de antibioticakeuze raadpleeg het lokaal protocol, of SWAB-antibioticaboekje.
Afhankelijk van de gevonden verwekker dient het antibiotisch beleid te worden aangepast. Indien de katheter wordt verwijderd, dient de kathetertip te worden gekweekt.
In de volgende situaties dient de centraal veneuze katheter z.s.m. te worden verwijderd en dient een lijnvrij interval van minimaal 24 uur te worden toegepast:
- Klinische en/of hemodynamische instabiliteit.
- Persisterende koorts en/of bacteriëmie 3 dagen na het starten van antibiotische behandeling.
- Metastatische infecties waaronder purulente tromboflebitis, endocarditis en osteomyelitis.
- Bepaalde verwekkers: S. aureus, P. aeruginosa, schimmels en mycobacteriën.
Bij infectie met S. aureus of Candida wordt geadviseerd om iedere 1 tot 2 dagen bloedkweken te blijven afnemen totdat deze negatief zijn. Wanneer deze bloedkweken 48 uur na het starten van antibiotische behandeling positief blijven voor Staphylococcus aureus dient een metastatische infectie te worden uitgesloten (zie endocarditis). Bij een Candida infectie dient chorioretinitis te worden uitgesloten door een oogarts.
In alle andere gevallen zijn er verschillende mogelijkheden om de lijnsepsis te behandelen. De behandelkeuze kan dan worden afgestemd op de algehele gezondheid en prognose van de patiënt, op de mogelijkheden voor alternatieve vaattoegangen en op de wensen van de patiënt. Deze behandelmogelijkheden zijn:
- Verwijderen van de centraal veneuze katheter met een lijnvrij interval waarbij later een nieuwe katheter wordt geplaatst (voor het plaatsen van een nieuwe katheter dient te patiënt minimaal 24 uur koortsvrij te zijn).
- Verwijderen van de centraal veneuze katheter waarbij meteen een nieuwe katheter wordt geplaatst door te wisselen over een voerdraad (eventueel met behandeling van de fibrinehuls door ballondilatatie).
- Behoud van de centraal veneuze katheter met systemische antibiotica en lokale antibiotica in het lumen van de katheter (zie mogelijkheden in tabel 1).
- Behoud van de centraal veneuze katheter met alleen systemische antibiotica.
- Geen indicatie voor antibiotica bij:
- Positieve kweek van kathetertip na verwijdering
- Positieve bloedkweek via katheter, maar negatieve kweek perifeer (verwijder in dit geval wel de lijn, en neem een controle bloedkweek perifeer af)
- Flebitis zonder tekenen van infectie (koorts).
Huidpoortinfectie
Een huidpoortinfectie kan meestal behandeld worden met antibiotica gedurende 7 tot 14 dagen. De empirische behandeling moet gericht zijn op Gram-positieve organismen. Wanneer er uitvloed vanuit de huidpoort is dient deze gekweekt te worden. Het is niet nodig om de katheter te verwijderen, behalve wanneer antibiotica onvoldoende werkzaam zijn.
Tunnelinfectie
Een tunnelinfectie kan meestal behandeld worden met antibiotica gedurende 10 tot 14 dagen. De empirische behandeling moet gericht zijn op Gram-positieve en Gram-negatieve organismen. Wanneer er uitvloed vanuit de huidpoort is dient deze gekweekt te worden. Het is niet nodig om de katheter te verwijderen, behalve wanneer antibiotica onvoldoende werkzaam zijn. Wanneer er bij het verwijderen van de katheter gekozen wordt voor het plaatsen van een nieuwe katheter door een wissel over een voerdraad, dient een nieuw tunneltraject te worden gemaakt.
Geef feedback
Indien u vragen of opmerkingen heeft over de inhoud van deze pagina kunt u hier feedback geven aan de redactie van Het Acute Boekje.