De kans op een nabloeding na endoscopische interventie is afhankelijk van risicofactoren bij de patiënt (stollingsstoornis, bloedverdunners) en de procedure.
Een bloeding tijdens de endoscopische procedure kan in bijna alle gevallen tijdens dezelfde procedure worden opgelost. Een nabloeding treedt meestal binnen 48 uur op, maar kan voorkomen tot 2 weken na de endoscopie.
Een nabloeding kan voorkomen na:
- Poliepectomie (endoscopische mucosale resectie)
- Endoscopische submucosale dissectie
- FTRD (full thickness resection device)
- ERCP met papillotomie
- PEG-plaatsing
- Dilatatie
Bloeding ter plaatse van ander focus.
Melaena, hematemesis, rectaal bloedverlies, tekenen van shock.
Welke endoscopische interventie heeft plaatsgevonden? Wanneer vond de interventie plaats? Wanneer ontstond het bloedverlies?
Gebruik van bloedverdunners? Overige anamnese zoals bij niet-iatrogene tractus digustivusbloedingen.
Tekenen van shock (bleekheid, klamheid, tachycardie, hypotensie) melaena of rectaal bloedverlies bij rectaal toucher.
Algemeen bloedbeeld, INR/APTT, ureum, kreatinine, bloedgroep/kruisbloed.
Verslag van de endoscopie raadplegen: is er een interventie verricht? Waren er tijdens scopie aanwijzingen voor een hoger risico op nabloeding? (bv bloeding tijdens scopie, rechtszijdige/grote/gesteelde poliep etc).
Niets per os, resuscitatie.
Overleg met dienstdoende MDL-arts/internist. Afhankelijk van de kliniek en het vermoedelijk focus zal er een gastroscopie of coloscopie plaatsvinden. Overweeg bij hemodynamische instabiliteit een (CT-) angiografie. Couperen van antistolling afhankelijk van risico op trombotische complicaties en ernst van de bloeding.
Zo nodig bloedtransfusie.
Geef feedback
Indien u vragen of opmerkingen heeft over de inhoud van deze pagina kunt u hier feedback geven aan de redactie van Het Acute Boekje.