De incidentie van post-ERCP pancreatitis (PEP) is 4.4 %. Meestal is het klinisch beeld mild. In ongeveer 10% van de gevallen is er sprake van een ernstige pancreatitis. De mortaliteit van PEP is 3%.
Er is sprake van een PEP bij aanwezigheid van buikpijn passend bij acute pancreatitis en een serum amylase of lipase > 3 keer bovengrens van normaal > 24 uur na ERCP.
De etiologie van PEP is niet geheel bekend. Meest waarschijnlijk spelen inflammatie t.g.v. mechanische en hydrostatische schade door instrumentatie en contrastinjectie een rol.
Risicofactoren voor PEP: jonge patiënt, vrouwelijk geslacht, eerdere (post-ERCP) pancreatitis, normaal bilirubine, lastige ERCP procedure (meerdere canulatiepogingen, precut papillotomie, canulatie of contrastinjectie van ductus pancreaticus).
Ter preventie van PEP wordt tegenwoordig na elke ERCP 100 mg diclofenac of indometacine rectaal toegediend. Bij hoog risico op PEP kan worden overwogen aanvullend ter profylaxe een 5-fr pancreasstent te plaatsenworden overwogen.
Perforatie na ERCP, cholangitis na ERCP.
Indien van toepassing; buikpijn t.g.v. expansie van geplaatste galwegstent.
Buikpijn, soms met uitstraling naar de rug, misselijkheid, braken, koorts, tekenen van shock.
Nieuwe buikpijn na ERCP? Tijd tussen ERCP en ontstaan van buikpijn?
Drukpijn bovenbuik.
Afhankelijk van de ernst: abdominale prikkeling, koorts, tachycardie, tachypnoe, hypotensie.
Algemeen bloedbeeld, serum amylase of lipase, CRP, ASAT, ALAT, alkalisch fosfatase, bilirubine, gamma-GT, arterieel bloedgas met lactaat op indicatie.
Geef feedback
Indien u vragen of opmerkingen heeft over de inhoud van deze pagina kunt u hier feedback geven aan de redactie van Het Acute Boekje.