De meest voorkomende toxicologische oorzaken die kunnen leiden tot hypertensie zijn:
- Drugs met stimulerende en soms ook vasoconstrictieve effecten (oa cocaïne, amfetaminen, XTC, nieuwe psychoactieve stoffen)
- Onttrekking van drugs met dempende effecten (o.a. GHB, benzodiazepinen, alcohol)
Zie voor de differentiaal diagnostische overwegingen bij de hypertensie ook Hypertensieve crisis. Tot deze overwegingen behoren onder andere:
- Hypertensieve crisis (oa feochromocytoom)
- Hypertensie als reactie op intracraniële of cardiale pathologie
- Stress, angst, pijn
Symptomen worden veroorzaakt door de hypertensie zelf (hoofdpijn, visusstoornissen, misselijkheid, braken), cardiovasculaire complicaties (dyspnoe, pijn op de borst, pijn tussen de schouderbladen), cerebrale complicaties (convulsies, veranderde gemoedstoestand, sufheid, uitvalsverschijnselen) en onderliggende intoxicatie (agitatie, mydriasis, tachycardie, transpireren, perifere vasoconstrictie). Maak onderscheid tussen een hypertensieve emergency en een hypertensieve urgency, zie hiervoor ook Hypertensieve crisis.
Vraag gericht naar ingenomen middelen en eventuele onttrekking op basis van afhankelijkheid van middelen, in het bijzonder GHB, alcohol, opiaten en benzodiazepinen.
Verricht onderzoek volgens de ABCDE methode zoals beschreven bij Opvang instabiele patiënt. Let daarnaast specifiek op tekenen van vasoconstrictie, lateralisatie (passend bij intracraniële pathologie) en hyperreflexie (passend bij bijvoorbeeld een serotonerg syndroom).
Verricht laboratoriumonderzoek zoals bij een hypertensieve crisis geadviseerd bij Hypertensieve crisis. Daarnaast kan eventueel een urine toxscreen worden verricht. Daarbij zij opgemerkt dat positieve uitslagen kunnen wijzen op een actuele intoxicatie, maar ook kunnen passen bij blootstelling in de voorafgaande dagen. Daarnaast kan de urine toxscreen negatief zijn, bijvoorbeeld doordat nieuwe psychoactieve stoffen lang niet altijd kruisreageren met amfetaminen of MDMA. Daarnaast kan GHB gebruik niet met de urine tox screen worden aangetoond. In sommige centra kan GHB via een sneltest in de urine bepaald woerden. Overleg met de ziekenhuisapotheker.
Verricht altijd een ECG ter inventarisatie van eventuele cardiale pathologie als uiting van een primair cardiale aandoening, cardiale complicaties van de hypertensie of cardio-toxiciteit van het (genees)middel dat in overdosis is ingenomen.
Hypertensie in de context van een sympathicomimetisch syndroom reageert over het algemeen goed op behandeling van de vaak eveneens aanwezige agitatie met benzodiazepinen. Zie hiervoor ook paragraaf De verwarde patiënt. Benzodiazepinen (bijvoorbeeld lorazepam 2-4 mg i.m. of i.v., zo nodig te herhalen; lorazepam is niet altijd leverbaar, in dat geval kan als alternatief diazepam 0,15 – 0,25 mg/kg i.m of i.v. gegeven worden) vormen dan ook de eerste behandeling. Eventueel aanwezige agitatie dient daarbij volledig te worden gecoupeerd, waarbij soms relatief hoge doses benzodiazepinen noodzakelijk zijn.
Bij persisterende ernstige hypertensie ondanks adequate sedatie kan worden gekozen voor toediening van een α-receptor antagonist (fentolamine) of een gecombineerde α- en β-antagonist (labetalol). Andere β-antagonisten worden afgeraden in verband met het theoretische risico op een “unopposed α effect” met vasoconstrictie van de coronairen en toename van de hypertensie. Tot slot kan, zeker bij tekenen van ernstige perifere vasoconstrictie, worden gekozen voor een aanvullende behandeling met vasodilatoren als nitroglycerine en nitroprusside.
Geef feedback
Indien u vragen of opmerkingen heeft over de inhoud van deze pagina kunt u hier feedback geven aan de redactie van Het Acute Boekje.